Camera instellingen
Je camera heeft vaak veel verschillende instellingen. Soms zijn het er zoveel dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Gelukkig heeft je camera ook veel automatische instellingen. Maar je maakt niet altijd de mooiste foto’s met de automatische instellingen. Vooral in lastige lichtomstandigheden gaat het sneller mis met mislukte foto’s tot gevolg. Zonde natuurlijk! Na het lezen van dit blog weet jij hoe je jouw camera moet instellen en leer je meer over onder andere het instellen van de sluitertijd, diafragma en de ISO-waarde. Wanneer je zelf de controle neemt over deze instellingen zal je veel vaker een perfecte foto maken!
Hieronder een video over waarom je zelf je camera zou moeten instellen.
De beste camera instellingen
Er zijn verschillende camera instellingen die bepalen hoe jouw foto er uit komt te zien. Dit blog zal vooral ingaan op de belichtingsinstellingen. Maar wat zijn dan de beste camera instellingen met betrekking tot de belichting van je foto’s? Je camera heeft drie ‘lichtkranen’ waarmee je de belichting kunt bepalen. Dat zijn de sluitertijd, het diafragma en de ISO-waarde. Deze drie instellingen moeten in balans zijn voor de lichtsituatie waarin je de foto maakt. Als je deze instellingen goed onder de knie hebt, zal je merken dat het fotograferen een stuk leuker en uitdagender wordt doordat je meer creatieve mogelijkheden hebt.
Je camera handmatig instellen
Handmatig je camera instellen is een voorwaarde om de maximale controle over je camera te hebben. Op je camera zit een programma knop zoals te zien is op de onderstaande afbeelding. Mocht je camera deze knop niet hebben, dan kun je de camera instelling vinden in het menu van je camera. Zorg ervoor dat je je camera op de M-stand zet. Op de M (manual) stand stel je namelijk zelf de belichting in. Let op: bij sommige camera’s is het nodig om de ISO-instelling zelf op handmatig te zetten in het menu van je camera.
Sluitertijd instellen
De belichtingstijd, ook wel sluitertijd genoemd, is de opnametijd van een foto. In de camera zit een sluiter die het licht pas doorlaat zodra je een foto maakt. Bij een korte sluitertijd wordt de sensor kort belicht en bij een lange sluitertijd wordt de sensor lang belicht. Hoe langer de sensor belicht wordt, hoe lichter de foto wordt, indien er sprake is van dezelfde lichtomstandigheden natuurlijk.
De sluitertijd is een belangrijke instelling voor het bepalen van de scherpte in een foto. Een (te) lange sluitertijd kan voor veel bewegingsonscherpte zorgen waardoor je foto mislukt is. Maar het kan ook voor mooie effecten zorgen. Onderstaande foto is gemaakt met een sluitertijd van 20 seconde. Daardoor werden de lampen van de voorbijrijdende auto’s goed vastgelegd. Wanneer je een foto maakt met lange sluitertijden is het wel belangrijk dat je camera niet beweegt. Gebruik dus een statief (of een ander steuntje) om te voorkomen dat je camera beweegt tijdens het fotograferen.
Hoe meer je hebt ingezoomd, hoe lastiger het is om het beeld stil te houden en hoe sneller je last zult hebben van onbedoelde bewegingsonscherpte en dus bewogen foto’s. Dat komt doordat de sluitertijd in dat geval te lang is. Nu zijn er ingewikkelde rekensommen waarmee je de maximale sluitertijd kunt uitrekenen maar het is niet verkeerd om de volgende vuistregel te gebruiken.
Kijk naar hoe ver jouw lens staat ingezoomd. Dat noem je de brandpuntsafstand, deze wordt uitgedrukt in millimeters. Dit getal doe je keer 2. Hoe ver je bent ingezoomd, kun je vinden op je objectief.
Hier een voorbeeld om het te verduidelijken. Stel je objectief staat ingezoomd op 24 mm, dan vermenigvuldig je dat met 2 en kom je uit op 48. In dat geval moet je minimaal 1/48 seconde instellen voor een scherpe foto. Dit mag je afronden naar 1/50 seconde.
Let op: deze vuistregel geldt voor situaties waarbij je onderwerp niet beweegt en je jouw camera goed kunt stilhouden. Wanneer je bijvoorbeeld foto’s maakt van een sportwedstrijd of vanaf een schip op woeste zee, moet je een korte sluitertijd gebruiken.
Hieronder een video met uitleg over de sluitertijd.
Diafragma instellen
Het diafragma is een lichtsluis die in de lens zit. Met het diafragma bepaal je hoeveel licht er op de beeldsensor valt. De diafragmawaarde wordt aangegeven met het F-getal. Hoe lager het F-getal, hoe meer licht er in de camera valt en dat kan een beetje verwarrend zijn. Bij een diafragma van f/4 komt er dus meer licht in de camera dan bij een diafragma van f/11.
De diafragmawaardes van de meeste objectieven zitten tussen de f/1.4 en de f/32. Het maximale diafragma van een objectief (dus het laagste F getal) staat op de lens zelf zoals te zien is op onderstaande foto. Lenzen met een groter diafragma zijn vaak groter, zwaarder en duurder in aanschaf, maar hebben als voordeel dat je makkelijker foto’s kan maken bij weinig licht.
Het diafragma brengt ook nog een ander effect met zich mee. De diafragmawaarde heeft namelijk ook invloed op de scherptediepte van de foto. Hoe groter het diafragma, hoe kleiner de scherptediepte in de foto. Je hebt dan dus een onscherpe achtergrond bij bijvoorbeeld een portretfoto.
Bij een portretfoto kun je het beste kiezen voor een wat groter diafragma, bijvoorbeeld f/4, en bij een landschapsfoto kun je het beste een wat kleiner diafragma nemen, bijvoorbeeld f/8. Hieronder een voorbeeld van de effecten met twee verschillende diafragma-instellingen.
Zoals je ziet, zit er een duidelijk verschil in scherptediepte. Wat je ook zal opvallen is dat de foto’s gelijk zijn wat betreft de belichting. Dat komt doordat de belichting gecompenseerd wordt met de sluitertijd. Anders zou foto 1 veel lichter zijn dan foto 2.
Hieronder een video met uitleg over het diafragma.
De ISO-waarde instellen
De ISO-instelling van de camera bepaalt hoe lichtgevoelig de sensor is. Een hoge ISO- gevoeligheid heb je nodig wanneer je in het donker uit de hand foto’s wil maken. Op een zomerse dag, als er veel licht is, gebruik je een lage ISO-gevoeligheid. Hoe hoger de ISO-instelling, hoe meer beeldruis je in je foto zult zien. Ook zien de kleuren er vaak doffer uit dan bij een lage ISO- instelling. De ISO-waarde die je kunt instellen op je camera, verschilt per model.
Wanneer je in het donker een foto maakt en je wilt geen hoge ISO- instelling gebruiken, om ruis te voorkomen, dan kun je het beste een statief gebruiken. Daarmee is het mogelijk om met lange sluitertijden een scherpe foto te maken zonder storende ruis. Er kan geen bewegingsonscherpte door een bewogen camera ontstaan als je een stabiel statief gebruikt.
Je kent nu de drie belichtingsinstelling van je camera: sluitertijd, diafragma en ISO-waarde. Deze vormen samen de belichtingsdriehoek. Als je deze camera instellingen goed instelt, haal je het maximale uit de mogelijkheden van je camera.
Hulp van je lichtmeter
Je kent nu de belangrijkste camera instellingen voor een goede belichting. Maar hoe weet je of je de juiste instellingen te pakken hebt? Je zou natuurlijk gewoon een foto kunnen maken en kijken of deze goed belicht is. Is hij onder- of overbelicht, dan blijf je de instellingen veranderen tot je foto goed belicht is. Maar dat is natuurlijk wel tijdrovend en niet zo handig. Gelukkig heeft jouw camera een handig hulpmiddel waarmee je meteen de juiste instelling te pakken hebt: de lichtmeter.
De lichtmeter van je camera kun je meestal vinden in de zoeker of op het display van je camera. Vaak zie je deze alleen wanneer je camera op de M-stand staat omdat je de lichtmeter dan pas nodig hebt. Zorg ervoor dat je lichtmeter een waarde van 0 aangeeft. In sommige situaties kan een andere waarde logischer zijn. Bijvoorbeeld bij tegenlicht. Dan kun je de belichtingskranen van je camera zo instellen dat hij +1 of +2 aangeeft.
Hieronder een video met uitleg over de werking van de lichtmeter.
Witbalans instellen
Met de witbalans kun je de kleurtemperatuur van je foto bepalen. Deze is afhankelijk van de lichtsituatie. Het maakt niet uit hoeveel licht er is maar wel welke temperatuur het licht heeft. En die verschillen zijn per situatie groter dan je denkt. Dat komt namelijk doordat het menselijk oog zelf al verschillen in kleurtemperatuur corrigeert. Zo kun je bijvoorbeeld prima buiten lopen tijdens zonsondergang zonder dat je steeds last hebt van een oranje waas. Je camera maakt deze correctie met de witbalans.
Standaard staat de witbalans van je camera op automatisch en dat is de juiste instelling. Je camera meet normaalgesproken de juiste waardes in alle omstandigheden. Ook wanneer je camera op de M-stand staat, zal de witbalans op automatisch blijven staan.
Meer weten over camera instellingen?
In dit blog lees je vooral over de basisuitleg van het instellen van de belichting van je camera. Wil je daar meer over leren? Bestel dan ons praktijkboek “Leer je camera beter kennen”. Dit boek staat vol met voorbeelden, handige tips en praktische uitleg over camerabediening. Zo heb je jouw camera snel onder de knie en maak je de mooiste foto’s!